Dinsdag
‘Dus je
telefoon is gestolen? Waar en wanneer en waarom heb je dan niet via iemand anders
mij proberen te bereiken?’ Ik was
razend. Al mijn angst had zich omgezet in woede. Hij had me toch op zijn minst wel
iets kunnen laten weten en hij had gewoon naar huis kunnen komen!
‘Jordy en ik
zijn nog naar het Anker gekomen, maar we konden jullie niet meer gevonden
krijgen. Toen bood Christel aan dat onze Jordy wel met haar mee kon en daar een
nachtje kon blijven slapen als dat gemakkelijker was. Dus ben ik naar huis
gegaan, hopende dat je al thuis was of dat je misschien geprobeerd had om naar
huis te bellen. Ik heb je zelfs nog proberen te bellen, maar je telefoon was
elke keer buiten bereik. Waarom had je hem dan ook uit gezet?’
‘Ik heb hem
niet uitgezet, ik heb jou zelfs nog proberen te bellen, maar je nam niet op.
Dus toen je vannacht belde en opnam was ik, ik schrok dat ze nu ook al via jouw
mobiel belde.’ De angst was weer terug en greep me naar de keel. Joost was
meteen bij me. Hij legde zijn handen op mijn buik en keek me aan. ‘Rustig
blijven nu. Adem in, naar je buik en weer uit. Rustig. Het is vast een stom
geintje van degene die de telefoon gestolen heeft.’
‘Nee,’ hikte
ik. ‘Nee, want hij belde gisterenavond ook al op ons thuisnummer.’
Vandaag zijn
we naar de telefoonwinkel gereden om voor ons beide een nieuw telefoonnummer
aan te vragen. Om te voorkomen dat hij er nog langer mee kan bellen hebben we
de provider opgebeld en onze beide nummers meteen laten blokkeren in de hoop
dat hij ons nu niet meer lastig kan vallen.
Gelukkig is
het allemaal zo geregeld en lopen we wat later de winkel weer uit.
Nu moeten we
enkel nog proberen te achterhalen hoe je kunnen voorkomen dat hij het
thuisnummer belt, maar op dit moment lijkt de enige oplossing om er een tijdje
de stekker uit te trekken.
‘Kom, we
zijn nu allebei toch vrij, de kinderen vermaken zich prima bij ome Jan. Dus we
kunnen het er nu even van nemen. Waar heb je zin in? Even lekker nog wat
winkelen? Of zullen we gewoon gezellig ergens wat koffie gaan drinken.’
Ik lach als
ik de straat in kijk. Het is de laatste dag van de carnaval, en in het centrum
van Eindhoven lopen er nog steeds veel mensen bont uitgedost over straat op
zoek naar een kroeg en wat gezelligheid. De geur van oud bier en urine hangt in
de lucht, en de stoep is bezaaid met lege plastic bekertjes en confetti.
‘Nou, die
koffie pakken we wel ergens anders.’ Zeg ik, terwijl ik mijn arm door zijn arm
heen haak en hem dicht tegen me aantrek. ‘Ik weet misschien nog wel een tentje
waar we wel even lekker kunnen lunchen.’
Wat later
nemen we plaats aan een tafeltje in een klein eettentje, net iets buiten het
centrum. Het is er al gezellig druk, met een mix aan vroege feestgangers en
mensen die niks met het carnaval van doen hebben.
We bestellen
ieder een uitsmijter en koffie en maken het ons gemakkelijk. Het is fijn om
even thuis weg te zijn, en alles wat er van het weekend is gebeurt even op een
afstandje te bekijken. Waarschijnlijk heeft Joost gewoon gelijk en heeft de
grapjas die ons telefonisch lastig valt de nummers gewoon uit de mobiel van
Joost gehaald. Er zijn nou eenmaal mensen die er plezier uit halen om andere
mensen de stuipen op het lijf te jagen.
Ik neem
genietend een slok van mijn koffie en kijk naar Joost die er eerst nog wat melk
en suiker in doet voor hij aan de zijne begint. De uitsmijter is heerlijk, vers
bruin brood met een plak ham en rosbief met daarop 2 eieren en ter decoratie
huisgemaakte huzarensalade.
Na de lunch
lopen we weer terug naar de parkeergarage, waarna we weer naar de broer van
Joost rijden. Jan is sinds begin dit jaar weer vrijgezel, maar altijd bereid om
op de kinderen te passen als we hulp nodig hebben. Hij is veel vrijer dan
Joost, knapper ook, vind ik. Met zijn krullerige rossige haar dat altijd een
beetje verward om zijn hoofd zit, zijn blauwe ogen en zijn verfijnde gezicht is
hij een beetje de mooiere versie van Joost, al lijken ze erg veel op elkaar en
worden ze door buitenstaanders nog geregeld door elkaar gehaald. Jan is van
alle markten thuis, zoals mijn vriend dat zo mooi zegt. De ene keer komt hij
met een dame thuis om een half jaar later ineens weer een leuke man aan zijn
zijde te hebben.
Hij is
echter dol op zijn neefje en nichtje, en toen Joost vanmorgen opbelde en de
hele situatie aan hem uitlegde, was hij meteen bereid om de kinderen op te
vangen. Hij maakte zelfs al plannen om ze mee te nemen naar de optocht in
d‘Eerd, dus we hoefden ons verder geen zorgen meer te maken.
‘Ha, Joost.
Is het gelukt met de nieuwe nummers?’ Jan stem klinkt over de carkit.
‘Ja, dat was
allemaal zo geregeld, geen probleem. Hoe gaat het met de kinderen?’
Op de
achtergrond klinkt ineens een boel kabaal, luide muziek schalt door de telefoon
de auto binnen. ‘Sorry ik versta je niet, er komt nu net een grote wagen
voorbij. De kinderen vinden het helemaal geweldig! Ik stuur je straks wel een
berichtje als we hier vertrekken, dan breng ik ze na de optocht wel naar huis.’
‘Is goed,
jongen. Veel plezier!’
We hebben de
hele middag nog voor ons liggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten